Vladimir Iljitsj Oeljanov (Lenin) was niet alleen wreed, ontzettend wreed, hij was ook kleinzerig. De wreedheid gold zijn tegenstanders, de kleinzerigheid hemzelf. De Franse hisoricus en Lenin-kenner Stéphane Courtois toont dat aan in zijn nieuwe publicatie ‘Lenin, de uitvinder van het totalitarisme’.

Lenin in Praag standbeeld in museum

Lenin, geëxposeerd in het Museum van het Communisme in Praag

Voor zijn jongste werk is hij diep in de persoon van Lenin gedoken en reconstrueert hij een fascinerend beeld van de man, wiens gebalsemde lichaam nog steeds als ‘een heilige’ (aldus Vladimir Poetin) in een mausoleum aan het Rode Plein ligt.

Een treffend voorbeeld van Lenin’s gesteldheid zijn de gebeurtenissen in 1921, toen de snelle collectivisatie stagneerde, de economie wankelde, er een grote hongersnood uitbraak (5 miljoen doden) en, gedwongen door de publiciteit, Lenin Westerse voedselhulp moest toestaan. De Sovjet-leider raakte zo gefrustreerd hierover dat hij ziek werd. Hij had liever het boerenverzet tegen de collectivisatie volledig gebroken en geen Nieuwe Economische Politiek (NEP) ingevoerd. Het idee dat Lenin uit mededogen en schrik over alle geweld een stapje terug deed met de NEP, is volgens Courtois een uit de lucht gegrepen mythe. Net zoals hij vindt dat er nooit een ‘goede Lenin’ tegenover een ‘ slechte Stalin’ is geweest. Beiden waren uit hetzelfde harde hout gesneden.

Door de frustratie en fysieke klachten ging het werk amper 4 jaar na de machtsgreep in 1917 niet meer. Lenin was steeds vaker ziek. Zijn collega’s in het Kremlin stuurden hem zomer 1921 eerst een maand op verlof om te herstellen. Het hielp niet echt. Al kwakkelend en kalmeringsmiddelen slikkend sleepte Lenin zich voort. Eind mei 1922 kreeg hij zijn eerste herseninfarct.

Uit wraak voor de gedwongen stap terug op economisch gebied lanceerde Lenin daarop een felle aanval op de Orthodoxe Kerk. Kerken werden verwoest, geestelijken opgepakt en of gedood en – vooral – kerkelijk bezit werd geconfisceerd. Met de opbrengsten moest de industrialisatie en aanleg van infrastructuur worden betaald. Zo ging het ook met de export van graan dat van boeren werd afgepakt. Dat ging zelfs door tijdens de hongersnood en de voedselhulp. Het ene graan ging Rusland in, terwijl het andere werd verkocht.

Onbarmhartigheid kenmerkte Lenin’s opstelling al vroeg. Tijdens de hongersnood van 1898 stak Lenin geen hand uit naar de slachtoffers, die zich vooral op het platteland bevonden. Daarmee onderscheidde hij zich van zijn collega-revolutionairen. Zijn redenering was: hoe groter de ellende in Rusland, des te eerder het rijp is voor de revolutie. De oprichter van de Sovjet-staat van arbeiders en boeren verafschuwde de boeren en leefde als zoon van (bescheiden) grootgrondbezitters zijn hele leven van inkomsten uit dit bezit.

Ook temidden van collega-revolutionairen toonde hij weinig mededogen. Wie het niet met hem eens was, was zijn verklaarde vijand. Dat waren er dus nogal wat in het sectarische wereldje van Russische revolutionairen in ballingschap (gedurende ruwweg 1900 en 1917). Wanneer hijzelf het onderspit dolf tijdens het onderlinge geruzie, dan trok hij zich mokkend terug en reageerde hij af met psychosomatische aandoeningen. Zijn trouwe vrouwelijke entourage (levensgezellin Nadjezjda Kroepskaja, zijn moeder en zuster) kalefaterde hem dan weer een beetje op.

Lenin was geen samenbindend figuur. Eerder het tegenovergestelde. Toch slaagde hij erin een klein groepje vertrouwelingen om zich heen te verzamelen. Bijna allemaal een beetje jonger dan de meester. Met behulp van deze getrouwen werd vanuit de ballingschap in West-Europa een netwerk van ‘ hulptroepen’ opgebouwd in Rusland, maar veel te weinig om een geslaagde revolutie mee teweeg te brengen. De revolutie van 1905 liep voor hem dan ook uit op een mislukking. De Eerste Wereldoorlog bracht ook niet de gehoopte wereldrevolutie, maar maakte juist dat zelfs de gewone arbeiders zich weer sterker bonden aan de natiestaat. Begin 1917 leek Lenin volkomen geïsoleerd en uitgerangeerd. Hij sleet zijn dagen in Zwitserland, totdat de Duitse generale staf het oog op hem liet vallen. Generaal Ludendorf kon hem goed gebruiken om keizerlijk Rusland uit de strijd te halen. In een gesloten trein werd Lenin naar Finland gebracht, vanwaar hij zich in het revolutionaire geweld in Rusland kon werpen. In eerste instantie bracht dat Lenin nog niet onmiddellijk succes. Ook in tweede instantie niet, want na de ‘oktoberrevolutie’ behaalden de bolsjewieken nog geen meerderheid bij de landelijke verkiezingen. Er was een regelrechte machtsgreep voor nodig, met meedogenloos geweld, om het roer in handen te krijgen. Zo gebeurde, maar pas in 1922 of 1923 was de hierop volgende burgeroorlog in grote lijnen gewonnen.

Dat Lenin en zijn medestanders hierin slaagden, maakt duidelijk dat hij – bij al zijn tekorten – toch een zeer getalenteerd persoon had, die wist wanneer en hoe hij het initiatief moest pakken. Hij had daarvoor natuurlijk ook een hele lijst van revolutionaire geschriften gelezen, plus het werk van de Duitse ‘burgerlijke’ militair-strategische denken Von Clausewitz. Waar deze echter moreel-etische grenzen in acht hield bij het overweldigen van de tegenstander, ging Lenin voor de totale vernietiging. Niet anders dan zijn opvolger Jozef Stalin.

De oprichter en eerste leider van de Sovjet-Unie heeft nooit kunnen terugkijken op zijn voltooide werk. In januari 1924 stierf hij, na nog een serie herseninfarcten, als een zieke en goeddeels verlamde man, slechts 53 jaar oud.

Courtois, S. – Lénine, l’ inventeur du totalitarisme, Paris 2017. Meer over dit boek vindt u hier.